Wat doe je, als er plotseling zoveel niet meer zeker is? Als er zoveel vraagtekens zijn. Wat is er met mij aan de hand? In hoeverre herstel ik nog? Zal dit mijn leven dan zijn? Het leven tussen hoop en vrees.
Geloof en vertrouwen
‘Voordat ik ziek werd had ik een geloof. Het geloof dat dingen niet voor niks gebeurde in mijn leven en dat ze met een reden gebeurden. Het was een manier van denken waardoor ik uit elke situatie leerde. Maar toen ik ziek werd, kwam daarmee ook de grootste uitdaging uit mijn leven op mijn pad. De eerste driekwart jaar lukte het om me zoveel mogelijk over te geven. Ik probeerde erop te vertrouwen dat ik er wel weer bovenop kwam. Maar dat werd steeds uitdagender. Dat ik niet zo snel herstelde van de hersenschudding als ik aanvankelijk verwachtte, lukte nog om te verwerken. Ik kan me nog goed herinneren dat ik die eerste mijlpaal van één jaar ziekte, onwerkelijk maar niet onoverkomelijk vond. Ik had ergens bedacht dat het na 2 jaar pas echt serieus ging worden. Tot die tijd hield ik me nog voor dat het pas kort was en ik heus nog wel zou herstellen. Het duurde echter als maar langer…
De trukendoos van copingstrategieën
Het werd heter onder mijn voeten en de onzekerheid groeide. Ik ging met een vergrootglas leven. Als ik uit zou zoomen en zag hoe weinig ik kon en hoe marginaal mijn vooruitgang was, moest ik ook erkennen dat mijn situatie toch best wel ernstig was. Maar dat was te pijnlijk en het was een bescherming van mijzelf om dat niet te doen. Heel soms, durfde ik het, maar dan werd ik overmand door verdriet, neerslachtigheid en vooral angst.
Het was ‘veiliger’ om met een ingezoomde blik te leven. Om te leven met de dag, en niet verder te kijken dan dat.
Het was ‘veiliger’ om met een ingezoomde blik te leven. Om te leven met de dag, en niet verder te kijken dan dat.Toch zat die angst in mij en was het een bal die ik onder water gedrukt hield. Angst voor de toekomst: dat ik me altijd zo ellendig zou blijven voelen, mijn wereld zo klein bleef, ik mijn dromen niet meer waar zou kunnen maken. En de grootste angst: dat ik nooit moeder zou worden. Het ging mijn voorstellingsvermogen te boven.
Erop terugkijkend was het bagatelliseren één van de manieren hoe ik ermee omging. Er bleek een hele trukendoos in mij aanwezig te zijn van copingstrategieën. Bagatelliseren en ontkennen waren er twee, vechten was een ander. Op dat moment had ik het idee niet anders te kunnen, omdat ik al mijn energie nodig had om me überhaupt staande te kunnen houden. Dus koos ik er weer bewust voor om in te zoomen. Het was een korte termijn oplossing, waarbij de overlevingsstand ervoor zorgde dat ik die keuze maakte. Alles waarin ik ook maar iets van verlichting vond, was een welkome. Dus daar deed ik het weer: vasthouden aan en uitvergroten van de mini stapjes die ik maakte en de kleine sprankeltjes hoop die dat met zich meebracht. Mijn kop zat weer in het zand.
Hoop doet leven
Achteraf gezien zou ik het anders hebben aangepakt. Ik zou meer bestaansrecht hebben geven aan de gevoelens die in mij speelden. Ze durven te zien en te (door)voelen, waardoor er innerlijk meer ruimte zou ontstaan. Wellicht zou ik mezelf dan minder chronisch hebben overschat en had ik een beter en representatiever beeld naar mijn omgeving kunnen overbrengen. Ik geloof best dat ik daardoor anderen op een verkeerd spoor heb gebracht. Toch heeft het me ook wat opgeleverd: ik hield niet alleen op deze manier mijn hoofd boven water, door te varen op het geloof dat dit mij niet voor niks overkwam, ben ik als mens gegroeid. Het maakte dat ik mijn laatste energie kon gebruiken voor de zoektocht naar therapieën. Ze zeggen het niet voor niks: hoop doet leven.’
Inge Woutersen